woensdag 28 mei 2014

Blogopdracht 4

Aan Rika – Piet Paaltjens
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?

Vorm
Het is een traditioneel gedicht omdat er een vaste vorm in zit. Elke strofe is opgebouwd uit 4 versregels. Dit zijn kwatrijnen. er is geen sprake van een bepaalde dichtsoort en het is een hechte compositie omdat de strofen zijn allemaal hetzelfde opgebouwd, namelijk als kwatrijnen. De grammatica is het hele gedicht door hetzelfde en er zijn veel herhalingen van klanken. Blauw gearceerd is mannelijk rijm, rood is vrouwelijk rijm en geel is glijdend rijm. Er zitten ook twee enjambementen in, in strofe 1 bij trein en in strofe 2 bij lach.

Inhoud
er zit veel beeldspraak in dit gedicht. Het eindloos levenspad met fletse lach. Dit slaat op dat hij haar heeft gezien terwijl de trein snel voorbij reed en dat hij daar heel gelukkig van werd en dat hij heel erg verliefd was. Er zit ook veel symboliek in. Hij zegt Daar de englen aan te kennen zijn? En dan, Dit slaat op het blonde haar van Rika dat hij heel erg mooi vind en dat hij haar eigenlijk een engel vind. Er is sprake van een bijzondere vertelwijze, omdat hij het heeft over één momentopname waarin hij haar, zij het, 10 seconde ziet en zo verliefd op haar wordt dat hij eigenlijk de rest van zijn leven wel met haar zou willen delen. Hij beschrijft eigenlijk heel erg goed hoe je jezelf voelt als je iemand ziet die je heel erg leuk vind en daar heel erg verliefd op wordt.

Beoordeling
Ik vind het een mooi gedicht omdat de schrijver van dit gedicht heel erg goed in maar 5 strofe zijn gevoel voor Rika heel erg goed kan uiten. Hij beschrijft precies hoe hij zich voelt en hoe verliefd hij op haar is, hij brengt zijn boodschap dus goed over. Het thema is liefde, dit kun je duidelijk uit het gedicht opmaken. Het is knap dat hij dit thema in een relatief kort gedicht weergeeft. Hij begint met dat hij haar in de trein ziet, daar tussenin laat hij zijn gevoel spreken en dan beschrijft hij hoe de trein verder voorbij raast. Dit is knap. Zo is het in het echt ook, je ziet een trein, hij is voor je neus en dan zie je hem wegrijden. Dit vind ik mooi gedaan omdat je het dan ook realistisch voor je ziet.


Zomerstad

In de stad daar staan de huizen
zwaar te zuchten in de zon,
oude huizen, nieuwe huizen,
wolkenkrabbers van beton.

O die stad, die stad van steden,
blokken stenen in de zon,
blokken, blokken aan je benen,
ik wil naar de horizon.

Ik wil meer dan wat plantsoenen
of een afgepast gazon,
ik wil lopen naar het groene
land voorbij de horizon.



Vorm
Het is een traditioneel gedicht, het is opgebouwd uit 3 strofen van elk vier versregels, kwatrijnen genoemd. Er is geen sprake van een bepaalde dichtsoort. Er is wel een hechte compositie. De strofenbouw en de grammatica is hetzelfde. Er wordt ook gebruik gemaakt van herhaling van woorden, horizon en huizen en steden worden meerdere keren genoemd en in verschillende strofen komen ze terug. Er zijn ook enjambementen in het gedicht.
à In strofe 1: huizen
à In strofe 2: hier zijn geen enjambementen
à In strofe 3: plansoenen, groene
er zit ook veel eindrijm in. Blauw is mannelijk rijm, rood is vrouwelijk rijm. Je ziet dat de schrijver van het gedicht heel erg handig gebruik heeft gemaakt van het afwisselen van mannelijk en vrouwelijk rijm.

Inhoud
Er is beeldspraak in het gedicht. Bijvoorbeeld: In de stad daar staan de huizen zwaar te zuchten in de zon, hier bedoelt de schrijver mee dat er veel huizen in het zonlicht staan in de stad. blokken stenen in de zon, blokken, blokken aan je benen, hier bedoelt de schrijver mee dat de huizen die in het zonlicht staan van mensen zijn, dus een blok aan je been. En dus ook veel symboliek. Er zit ook een opsomming in, dit is een stijlfiguur: oude huizen, nieuwe huizen, wolkenkrabbers van beton. Het is een bijzondere vertelwijze, de schrijver beschrijft de stad, met veel beton en steden die blokken aan je been zijn. Maar eigenlijk wil de schrijver van het gedicht meer groen in de steden en dan niet alleen maar een paar plantsoenen.

Beoordeling
Ik vind dit een mooi gedicht omdat het het gevoel van heel veel mensen die in een stad wonen weergeeft. Veel mensen willen veel meer groen in hun stad en minder betonnen flats. Ik vind het ook knap van de schrijver dat hij het mannelijk rijm en het vrouwelijk rijm iedere keer afwisselt zodat je gepaard rijm hebt. Een paar mannelijk en een paar vrouwelijk. Ik vind het ook een origineel gedicht omdat ik hierover nog nooit een gedicht heb gezien of gelezen. De schrijver weet in een kort gedicht een veel besproken probleem weer te geven. Dat is knap.





zaterdag 17 mei 2014

Blogopdracht 3

Gedicht 1: Woningloze J. Slauerhoff (1898-1936)
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
een tent werd door den stormwind meegenomen.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
in steppen, stad en woud dat onderkomen
kan vonden, deert mij geen bekommernis

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt
en tevergeefs om zachte woorden smeekt,
waarmee ‘k welkeer kon bouwen, en de aarde
mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt

Het metrum van dit gedicht is een jambe. De schrijver gebruikt elisie bij het woordje ‘k in de laatste strofe van het gedicht. Het is eigenlijk “ik”, maar de schrijver kort het af om aan het metrum te blijven voldoen. Als lezer moet je het zelf toepassen bij het woordje “ik” in de eerste strofe. Anders is dit woord beklemtoond is, maar het moet onbeklemtoond zijn. De schrijver gebruikt een enjambement in de laatste strofe. Hij zet aarde en mij in twee verschillende zinnen, zonder een leesteken. Dit doet hij ook bij de en plek. Deze twee haalt hij ook uit elkaar om aan het rijmschema te voldoen.

Het rijmschema van het gedicht is omarmend rijm in de eerste twee strofen, de laatste strofe heeft geen rijmschema. Dan spreek je van vrije verzen. De dichtsoort van dit gedicht is een sonnet. Het telt twee strofen van 4 regels (kwatrijen) en één strofe van 6 regels (sextet) Het hele gedicht bestaat dus uit 14 regels en voldoet aan de eisen om een sonnet te zijn.

Volrijm:                   mannelijk rijm: onderdak, zwak; smeekt, openbreekt;
                               vrouwelijk rijm: wonen, meegenomen; wonen, onderkomen; wildernis, bekommernis
                               zowel klinkers als medeklinkers rijmen op elkaar bij volrijm

Omarmend rijm:       Het rijmschema van het gedicht is omarmend rijm (ABBA)

Halfrijm:                   Bij steppen en stad, dit is medeklinkerrijm. Dan begint het beide met “st”
       
Gedicht 3: Kind van Mei Dichter onbekend
Ik ben een Kind van Mei,  een dagdromer, als ik in
het rondkijk, ontwaar ik waarheden, als bloesems blaas
ik ze van bomen, de atomen vormen een waas
van een wanordelijke waarachtigheid waarin

Ik mezelf verlies, waarin ik mezelf niet terug vind,
maar heus, dat geeft niet, want ik draag de onwetendheid
als een vest. Wanneer het lente is, trek ik geheid
het vest weer uit, want ik ben van Mei, een lentekind.

Ik besef me terdege, dat ik ben verwekt in
de apotheose van een zonnige zomer
een broeierig najaar waar zwoele zomerse zin

Wederom overwon, hoewel de liefde lomer
was, en ’t behagen teder ging, maar toch evenmin
geboorte gaf aan een Kind van Mei, een dagdromer.

Halfrijm:                  wanordelijke waarachtigheid waarin (medeklinkerrijm; alliteratie) strofe 1
                               zwoele zomerse zin (medeklinkerrijm; alliteratie) strofe 2
                              
ik ze van bomen, de atomen vormen een waas (klinkerrijm; assonantie) strofe 1

Het rijmschema is: ABBA-ABBA-CDC-DCD en het is een sonnet. Eerst twee kwatrijnen van 4 regels en dan twee terzinen van 3 regels.

Marco Borsato – Als jij maar naar me lacht
Vaak weg
Dagen niet thuis
Niet meer genieten
Van de rust in huis
`T is hard werk
En al is het ook fijn
Er zijn van die momenten
Dat ik o zo graag bij jou zou zijn 

En dan ben je daar
Ik zie je gezicht
Binnen in m`n ogen
Schijnt een hemels licht
Je bent zo dichtbij
En zo levensgroot
Je kijkt me aan
En lacht je tanden bloot
En ik weet

Al is m`n wereld nog zo grauw
Ik vind altijd mijn troost bij jou
De hardste waarheid wordt verzacht
Als jij maar naar me lacht
Als jij maar naar me lacht 

Hotel uit
Het andere in
Een klus net over
En de volgende begint alweer
Ik moet door
Al gaat `t soms niet
Juist op die momenten
Dat ik alles even niet meer zie

Dan ben je daar
Ik zie je gezicht
Binnen in m`n ogen
Schijnt een hemels licht
Je bent zo dichtbij
En zo levensgroot
Schat je kijkt me aan
En lacht je tanden bloot
En ik weet

Al is m`n wereld nog zo grauw
Ik vind altijd m`n troost bij jou
De hardste waarheid wordt verzacht
Als jij maar naar me lacht
Als jij maar naar me lacht

Kunnen ze me stoppen waar de zon niet schijnt
Als jouw lach maar nooit verdwijnt

(na na na na na na na na)

Al is m`n wereld nog zo grauw
Ik vind altijd m`n troost bij jou
De hardste waarheid wordt verzacht
Als jij maar naar me lacht 

Al is de wereld nog zo grauw
Ik vind altijd m`n troost bij jou
De hardste waarheid wordt verzacht
Als jij maar naar me lacht

Al is de wereld nog zo grauw
Ik vind altijd m`n troost bij jou
De hardste waarheid wordt verzacht
Als jij maar naar me lacht
Als jij maar naar me lacht

In deze tekst zit niet echt een metrum. Alle dingen die op elkaar rijmen heb ik cursief gemaakt. Er is niet sprake van een echt rijmschema, dus het zijn vrije verzen. Behalve in het refrein. Daar is het rijmschema gepaard rijm (AABB). Er zit ook beeldspraak in het gedicht. Binnen in m`n ogen
Schijnt een hemels licht, dit is beeldspraak. Hij bedoeld dat hij heel blij is om haar weer te zien, en dat zij hem een heel bijzonder gevoel geeft als hij haar weer ziet. Al is de wereld nog zo grauw, dit is ook beeldspraak. Hij bedoelt dat het even niet mee zit in het leven en dat het moeilijk is. Kunnen ze me stoppen waar de zon niet schijnt, dit is ook beeldspraak. Hij bedoelt dat alles in het leven weer makkelijk gaat als zij maar naar hem lacht. Ook op de momenten in het leven als het niet mee zit of als het zwaar is. Er zitten ook stijlfiguren in. Inversie, bij de zin: kunnen ze me stoppen waar de zon niet schijnt. De woordvolgorde is anders in deze zin. Repetitio, bij de zinnen: Als jij maar naar me lacht, als jij maar naar me lacht. De woorden worden twee keer herhaalt. Hyperbool, bij de zinnen: De hardste waarheid wordt verzacht, als jij maar naar me lacht, en ook bij: Binnen in m`n ogen schijnt een hemels licht. Dit is een sterke overdrijving. Het nummer gaat over een man die heel erg verliefd is op een vrouw. Hij ziet haar niet vaak omdat hij veel van huis is en druk is met zijn werk, maar als hij haar dan eindelijk ziet maakt zij zijn dag weer goed door alleen al naar hem te lachen.


donderdag 1 mei 2014

Blogopdracht 2

Beeldspraak in het dagelijkse leven
In Parijs heb ik een echte Chanel gekocht.
(je bedoelt het voorwerp, maar je noemt de maker)

Je bent een schat van een meid             
(je bedoelt dat het een lieve meid is)

het kabinet is een oude auto die rijp is voor de sloophoop
(Geert Wilders bedoelt dat het kabinet niet meer functioneert.)
stijlfiguren in het dagelijkse leven
Heerlijk Helder Heineken
(alliteratie, het begint met He)

Ik heb echt een eeuw op je staan wachten
(hyperbool, je hebt niet echt een eeuw staan wachten)

Iedereen was op het feestje: Jan, Piet, Klaas, Henk, Trudy, Chantal en Mieke
(enumeratie, dit is een opsomming van namen in dit geval)

advertentie 2: print ad van nicotinekauwgom. Er wordt gezegd dat als je rookt dat je huid er veel ouder uit gaat zien. Het is slecht voor je gezondheid en je zal er eerder van doodgaan. Je ziet een oude vrouw, circa 80 jaar met een verjaardagstaart met kaarsjes van 42 erop. Daarmee geven ze aan dat die vrouw eigenlijk 42 is. Dit is een hyperbool. De werkelijkheid wordt sterk overdreven en heeft een humoristisch effect.

advertentie 3: print ad van een stofzuigermerk. Deze advertentie geeft aan dat de stofzuiger zo’n sterke zuigkracht heeft, dat hij de maan een stuk naar de aarde kan zuigen. Dit kan natuurlijk nooit. Ook dit is een hyperbool. De hyperbool geeft de werkelijkheid sterk overdreven weer en heeft vaak een humoristisch effect.

Advertentie 6: print van een kauwgommerk. Deze advertentie geeft aan dat dit kauwgommerk een vervanging is voor het tandenpoetsen. Dit kan natuurlijk nooit, dit is een overdrijving. Je moet altijd je tanden poetsen voor een goede mondverzorging.

Gedicht 4: De Dapperstraat – J.C Bloem (1887-1966)
 Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.


In dit gedicht komen verschillende stijlfiguren voor. In regel 3 staat een hyperbool, de vergelijking bos en krant is namelijk erg overdreven. In regel 10 en 11 staat een antithesis, wonderen verborgen houden en tonen is namelijk een tegenstelling. De laatste strofe is een paradox, de schrijver is domweg gelukkig terwijl hij verregend is en in de stad loopt.

Blogopdracht 1

Toen ik voor het eerst te horen kreeg dat we in de klas poëzie gingen behandelen dacht ik “saai”, maar nu we een paar gedichten hebben behandeld vind ik het heel knap dat mensen poëzie kunnen schrijven. In poëzie worden gevoelens die je niet goed onder woorden kunt brengen soms perfect verwoord. Bijvoorbeeld over hoe jij je voelt als iemand die je dierbaar is overlijd. Ook de vorm van gedichten zijn lastig, er moet rijm in zitten en een gelaagdheid. De boodschap in het gedicht moet ook nog eens goed over gebracht worden. Poëzie schrijven en zeker ook lezen is moeilijk. Ik denk dat het lezen van poëzie veel oefening vraagt en dat je het uiteindelijk wel gaat waarderen. Ik heb het gevoel, als je meer poëzie leest dat het uiteindelijk een verrijking voor je zal zijn. Ik heb zelf niet zo veel ervaring met poëzie, maar als je poëzie leert kennen denk ik dat je er nog van staat te kijken hoe vaak je het in het dagelijks leven tegenkomt.

In de eerste les hebben we verschillende gedichten besproken en gelezen: Johnson Brothers Ltd. van Rutger Kopland, Komaf van Gerrit Achterberg en De moeder de vrouw van Martinus Nijhoff. We hebben ook de songtekst Papaoutai van Stromae gezien en het gedicht waar we mee begonnen van Stitou. Dit laatste gedicht vind ik zelf meer proza omdat er geen rijm in zit. Er zitten wel dingen in die niet kunnen. De vader is dood, maar hij kan nog wel uit zijn kist stappen om het laatste stuk mee te lopen met de zoon. Dit kan niet in werkelijkheid, dus is het fictief. In het gedicht wordt gesproken over geloof, de vader geloofd wel omdat hij richting Mekka gaat liggen in zijn graf. De zoon gelooft niet, er staat zijn god, met kleine letter. Hij heeft het over de god van zijn vader en niet over de god van hemzelf. Er is ook een afstand tussen vader en zoon omdat er staat dat hij zijn hoofd schudde met spotten medelijden zoals altijd. De songtekst van Stromae vind ik wel meer een gedicht. Het heeft meer de bouw van een gedicht. Er zit ook, net als in het begin gedicht, het thema geloof in. Stromae heeft het over heilige papa. Verder gaat het ook over de dood, “er zal een dag komen waarop je er niet meer in gelooft. Op een dag zijn we allemaal papa en op een dag zullen we verdwenen zijn. Het gaat ook over familie. De vader is er niet en hij wordt ook niet gevonden. De andere drie gedichten zijn wel echt poëzie. Er is rijm en de bekende opbouw van een gedicht is er ook in te herkennen. De schrijvers van de gedichten geven hun gedachten en gevoelens op een aparte manier weer. Ze gebruiken bepaalde technieken om hun gedachten en gevoelens uit te drukken. Ze gebruiken ook stijlfiguren en beeldspraak.

Poëzie is eigenlijk spelen met woorden, de dichter wil dat zijn boodschap overkomt, maar hij  wil evengoed ook dat er aandacht wordt gegeven aan de vorm. In een gedicht spelen woordkeuze, de woordvolgorde en de zinsbouw een belangrijke rol. Dichters zoeken telkens weer naar nieuwe uitdrukkingen om een gevoel weer te geven. Een heldere, sluitende definitie van poëzie is er niet. Maar wat poëzie is, kun je achterhalen door een gedicht met een verhaal te vergelijken. Er blijken dan  enkele opvallende verschillen te zijn. Poëzie onderscheidt zich op de volgende punten van proza
- bepaalde regellengte en opbouw in strofen
- beknoptheid, concentratie in de zinsbouw
- momentopname van een gedachte of gevoel
- veel beeldspraak
- veel herhaling
- er is meestal maar één persoon aan het woord

Aan Rika – Piet Paaltjens
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?


Dit gedicht is poëzie omdat het een momentopname van een gedachte of gevoel is. De persoon is verliefd op Rika geworden toen ze voorbij reed in de trein. Hoe hij zich op dat moment voelde is vastgelegd. Het gedicht heeft ook een bepaalde regellengte en opbouw in strofen en beknoptheid, concentratie in de zinsbouw. Er is slechts één persoon aan het woord. Er is veel beeldspraak en ook herhaling. Door het hele gedicht wordt drie tot vier keer gezegd dat ze in een trein zit die voorbij raast. Daarom is het poëzie